Aantal 60-jarigen met vroegpensioen in tien jaar gehalveerd
Het aantal 60-jarigen dat met vroegpensioen gaat is in tien jaar tijd gehalveerd. Ook het aandeel met inkomsten uit een arbeidsongeschiktheids- of ziekte-uitkering is lager binnen deze leeftijdscategorie. Er is door het CBS onderzocht hoe de inkomstenbronnen van 60-jarigen in de loop der tijd zijn veranderd.
Belangrijkste inkomensbron: werk
Bijna 60 procent van de 60-jarigen uit 2011 had als belangrijkste inkomensbron werk, dit percentage daalt ieder opvolgend jaar. Hier tegenover staat dat maar 10 procent van deze groep pensioen als belangrijkste inkomstenbron had.
Voor de 60-jarigen uit 2001 geldt dat maar 30 procent werk als belangrijkste inkomstenbron had, voor ruim 20 procent was het belangrijkste juist een pensioeninkomen en voor 20 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd (voor die groep 65 jaar) vervallen alle uitkeringen en ontvangt iedereen een AOW-uitkering.
In beide gevallen daalt het aandeel werk als inkomstenbron ieder jaar, tot de leeftijd van 64 jaar. Bij de groep 60-jarigen in 2011 was dit 35 procent en bij de groep in 2001 was dit 11 procent.
Verandering in wetgeving en arbeidsdeelname
Dat werk vaker de belangrijkste inkomstenbron is, komt deels voort uit de veranderingen in de sociale wetgeving en de toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen. De veranderingen in de sociale wetgeving maken het moeilijker om vervroegd met pensioen te gaan of een uitkering te ontvangen. Dat vrouwen meer zijn gaan werken is terug te zien in de cijfers: het aandeel vrouwen met inkomen uit werk is in het cohort 2011 twee keer zo groot als in 2001. Ook zijn daardoor de verschillen tussen mannen en vrouwen in het aandeel 60-jarigen met een uitkering in 2011 kleiner dan in 2001.
Bron: CBS