Column: Een BPF heeft (en krijgt) beslist niet altijd gelijk

Als een onderneming een aanschrijving ontvangt van een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) om zich aan te sluiten, is dat slecht nieuws. Althans, slecht nieuws voor de onderneming, omdat de gevorderde premie vele jaren terugwerkende kracht kan hebben. De hoogte van de vordering overstijgt vaak zelfs de collectieve loonsom van de onderneming. Op verschillende manieren kan de ondernemer reageren op de stelling van het pensioenfonds. Dit komt neer op drie soorten reacties:

1. Afwijzing

De ondernemer onderschat het probleem en kiest ervoor om niet te reageren. Een paar jaar geleden kon dit wel een poosje werken. De pensioenfondsen reageerden namelijk langzaam, soms pas na één of meerdere jaren. Inmiddels zijn de doorlooptijden veel korter.

2. De pensioenadviseur wordt gebeld

Of dat verstandig is of niet hangt erg af van de kennis van de pensioenadviseur op dit terrein. Aansluitingsverplichtingen zijn zeer juridisch en in het kader van de werkingssfeer erg specifiek en formeel. Het heeft helemaal niets met pensioen te maken, maar is juist ondernemingsrechtelijk van aard. Hoewel de pensioenadviseur een logische keuze lijkt, is dat feitelijk niet zo. Een op juridisch terrein opgeleide adviseur is een betere keuze. Vaak is op de achtergrond ook een ondernemingsrecht advocaat nodig, omdat de gevolgen zeer verstrekkend kunnen zijn en het procesrisico extreem groot is als er een verschil van inzicht over de werkingssfeer is met het BPF.

3. De accountant/salarisadviseur wordt gebeld

Dat is een logische keuze, maar we zien het hier ook nogal eens fout gaan. Zoals eerder gesteld is de BPF wetgeving erg formeel en in het verweer tegen een veronderstelde verplichtstelling is het cruciaal de strategie voor de benadering naar een BPF vooraf goed te bepalen. In de praktijk zien we dat de betreffende adviseur allerlei goedbedoelde informatie verstrekt, waarvan later blijkt dat deze onbedoeld de stellingen van het fonds onderbouwen of versterken. Specifieke deskundigheid is vereist vanaf het eerste moment dat een pensioenfonds zich meldt.

De conclusie van deze eerste column in een serie van vier is dat men de situatie als een onderneming door een pensioenfonds wordt aangeschreven zeker niet moet onderschatten. De praktijk geeft aan dat het BPF zeker niet altijd gelijk heeft en het is te allen tijde zeer de moeite waard om dit als eerste te onderzoeken.

In de volgende drie columns zal ik specifiek ingaan op:

  • Vrijstelling is meestal een dure oplossing;
  • Voorkomen is beter dan genezen.