De Wet waardeoverdracht klein pensioen heeft tot doel de pensioenbestemming te behouden, naast de verlaging van de uitvoeringskosten. Dat laatste zal niet altijd lukken. Wij geven een voorbeeld om dit aan te duiden.
Stel, een werknemer werkte kortstondig bij een werkgever. Het deelnemerschap bij de pensioenuitvoerder eindigt gelijktijdig. De opgebouwde pensioenaanspraak bedraagt € 300,-. Vóór de inwerkingtreding van de Wet waardeoverdracht klein pensioen kon de pensioenuitvoerder zonder instemming van de gewezen deelnemer een klein pensioen (onder voorwaarden) afkopen, want dat scheelde uitvoeringskosten. Vanaf inwerkingtreding van de Wet waardeoverdracht klein pensioen kan dit niet meer zonder instemming van de deelnemer. En dat scheelt weer pensioen.
We hoeven van deze instemming niet veel te verwachten, pensioen is meestal namelijk niet de prioriteit van de werkzoekende, maar een nieuwe baan wel. Vanaf de inwerkingtreding kan de oude pensioenuitvoerder wel het pensioen overdragen. Daarvoor is er een nieuw dienstverband benodigd én een werkgever die een pensioenaanbieding doet. Voor het gemak van dit voorbeeld gaan we daarvan uit.
Voorbeeld: klein pensioen
Het kleine pensioen bedraagt inmiddels samen met de nieuwe verwerving meer dan € 474,11 per jaar (de grens in 2018). Precies de bedoeling, maar schieten we er altijd wat mee op? Niet altijd. Stel het dienstverband is wederom van korte duur. Dat is niet ondenkbaar in de tijd waarin wij leven. Op dat moment is de nieuwe aanspraak te hoog om zonder instemming van de deelnemer naar een nieuwe uitvoerder te worden overgeheveld. Misschien komt er geen nieuwe uitvoerder. Dan blijft de middelste uitvoerder met de lasten zitten.
Tot de inwerkingtreding van de wet Waardeoverdracht kleine pensioen zouden beide potjes zijn afgekocht. Dat is misschien niet fraai, maar scheelt wel kosten. De uitvoeringskosten zouden minder kunnen afnemen dan gewenst.
Voor de goede orde; het gaat in dit voorbeeld over een klein pensioen, niet over een heel klein pensioen waarvan de aanspraak minder dan € 2,00 op jaarbasis bedraagt.